Met een stok (deel 2 – openbaar vervoer)

by

Reizen met het openbaar vervoer terwijl je een stok gebruikt, is heel Nederland een drama. Instappen in een tram, bus of trein is elke keer weer een gevalletje “jezelf naar binnen hijsen”. Soms moet je zelfs een flinke sprong maken, want de voertuigen staan vaak ver van het perron af, en hebben vaker wel dan niet een trapje. Het uitstappen zou eigenlijk “ejecteren” moeten heten. Met gevaar voor eigen stok/been/leven moet ik me naar buiten werpen, en dan maar hopen fatsoenlijk op mijn nog goede been te landen. Ik had nooit kunnen vermoeden dat mijn vele jaren kunstschaatservaring ooit nog van pas zouden komen.

Waar in- en uitstappen al een toestand is, is overstappen van het ene vervoersmiddel naar het andere een ware hel. Na het uitstappen moet ik me namelijk een weg banen door een kudde haastige mensen richting een volgend voertuig, hopen dat dat voertuig niet plots vanaf een ander perron vertrekt, mezelf er dan weer inhijsen en maar hopen dat ik ergens een zitplek kan bemachtigen. De zitplekken voor ouderen/gehandicapten in de trein zijn prima, maar in de bus zijn ze vaak raar hoog, waardoor ik weer moet hijsen en springen. De persoon die deze zitplekken bedacht heeft, heeft zich duidelijk niet in de fysieke gesteldheid van de doelgroepen die van zo’n plek gebruikmaken verdiept.

Een ander punt wat overstappen een hel maakt, is dat ik mijn overstap meestal niet haal. Het lukt me gewoon niet om in 6 minuten uit te stappen, van spoor 20 naar spoor 3 te strompelen en daar dan weer in te stappen. Dus moet ik eerder van huis en ben ik langer onderweg. Een reis die me gewoonlijk 50 minuten kost, kost me met stok 1 ½ uur, waardoor mijn totale reistijd niet 1 uur en 40 minuten maar maar liefst 3 uur wordt. Vermoeiend. En dan wil ik al helemaal niet meer terugdenken aan de diverse keren dat ik mezelf jankend trappen op en af heb moeten kreupelen, omdat de “lift defect” was, waardoor ik ook mijn “late” overstap miste, en nóg langer onderweg was.

Daar staat dan wel weer tegenover dat verreweg de meeste mensen zeer vriendelijk en behulpzaam zijn als ze zien dat je met een stok loopt. Op 1 hufter na, die me bijna van de roltrap beukte met haar volle tas, was er altijd iemand die voor me opstond, de buschauffeur vroeg om nog even te wachten, mijn tas tilde of een deur voor me openhield. Zo’n stok is overigens een uitstekende gespreksopener: ik ben nog nooit zo vaak aangesproken in het openbaar. De reacties varieerden van “Goeie stok!” tot voorzichtige vragen over “het been”. Een mevrouw zei dat haar zus dezelfde stok had, en een meneer vertelde me de geschiedenis van zijn verlamde arm.

Ondanks mijn diepe afkeer van het “Leren van Leed”-denken, moet ik toegeven dat deze ervaring, behalve pijnlijk en vermoeiend, ook leerzaam is geweest. Ik wist natuurlijk wel dat je door de wereld bewegen moeilijker is als je moeilijk loopt, en wist ook wel dat het vaak schort aan goede voorzieningen voor de minder mobiele medemens, maar ik had de mate en de ernst hiervan enorm onderschat. Want uit het feit dat ik met slechts een kleine, tijdelijke blessure, al zoveel moeite heb om van A naar B te komen, kan ik slechts concluderen dat de groep mensen die uitgesloten worden van zelfstandig deelnemen in het verkeer (en daarmee ook van een deel van het maatschappelijk leven), gigantisch moet zijn. En dat is, nogmaals, Niet Ok.

Hier wat links naar organisaties die daar iets aan proberen te veranderen:

2