Ik ga verhuizen. Nu hoor ik u denken: “Maar je bent toch 3 jaar geleden al verhuisd?” Dat klopt, en het was de bedoeling dat ik hier zou blijven wonen totdat ik de trap niet meer op zou kunnen, want dit was mijn absolute droomhuis in mijn absolute droombuurt. Dat die droom een nachtmerrie zou worden, had ik niet kunnen verwachten.
Maar laten we bij het begin beginnen. Ik woonde vanaf 1998 in mijn eigen huis op Het Eiland. 43m2 helemaal van mezelf. Ik was dolgelukkig. Natuurlijk was het wat gehorig, en natuurlijk hadden wij die in de 10 appartementen die vastzaten aan het grotere studentenhuis wel eens last van dat studentenhuis, maar het is Amsterdam: je mag al blij zijn dat je een dak boven je hoofd hebt.
Langzaam echter, kwam er een kentering. Ook onze appartementen werden studentenwoningen. Het verloop werd enorm. Dit was ook de tijd dat nieuwe bewoners grotendeels stopten met zich voor te stellen bij het inverhuizen. Dat zal deels te maken hebben gehad met de campuscontracten: ze wisten dat ze er nooit heel lang zouden wonen, omdat het minstens 2 jaar duurde voordat je überhaupt in aanmerking kwam voor een van de appartementen, en je er na het einde van je studie weer uit moest. Ook veranderde het publiek: het was duidelijk te merken dat studeren iets geworden was voor een ander slag mensen (K*tmensen – red.), dat zich niet zo bezig hield met wat kort daarvoor nog “normaal sociaal gedrag” gevonden werd. Natuurlijk waren er ook vriendelijke mensen die zich wel voorstelden, maar er zijn meer mensen geweest waar ik jaren onder gewoond heb, die ik nog nooit ontmoet heb. Uiteraard heb ik me een aantal jaar lang zelf dan maar aan elke nieuwe bewoner voorgesteld, maar op een gegeven moment was ook ik het zat om 4 trappen op te lopen om uiterst lauw, of eigenlijk gewoon compleet ongeïnteresseerd, ontvangen te worden.
Met het steeds groter wordende aandeel studenten, hadden we ook vaker, én heftiger, last van geluidsoverlast. Ik hoor jullie allemaal al roepen: “Jonge mensen! Moet je accepteren! Verhuis dan naar een normale wijk, bejaarde loser!” Hoewel ik het daar deels mee eens ben, is er natuurlijk een groot verschil tussen een paar keer per jaar in het weekend een feestje tot half 2, met van tevoren een briefje in de bus, en op de meest random momenten midden in de week gekrijs, gegil en gezang tot half 7 ’s ochtends. Over die fucking ontgroening op een donderdagavond ga ik het niet eens hebben.
Over mijn bejaarde loserschap dan weer wel: ik sta vanaf dat ik ingeschreven kan staan, ingeschreven bij Woningnet. Woningen, zelfs sociale huurwoningen, zijn er in de jaren echter niet goedkoper op geworden: met het salaris dat ik verdiende, waren mijn mogelijkheden dan ook zeer, zeer beperkt. En zelfs als ik het kon betalen: ik ga natuurlijk niet voor 2 keer zoveel geld in een kwalitatief slechtere woning in een matigere buurt wonen. Bovendien was mijn appartement toen ik er introk, een “normale woning” en had ik een “normaal huurcontract”; het was niet alsof ik een studentenkamer bezet hield. Achteraf gezien had ik, en met mij de andere “oudjes” met een vast contract, een andere woning aangeboden moeten krijgen toen het hele pand studentenhuisvesting werd, maar ja: Woonclubje De Rots.
Ik moest er dan maar het beste van maken, maar ik moet eerlijk toegeven dat me dat steeds slechter lukte. Ik kreeg er hoe langer hoe meer de pest in om mijn buren voor het eerst in al dan niet stronken staat te ontmoeten als ik om half 3 ’s nachts in mijn tijgerbadjas met capuchon voor de deur stond om ze te vragen of het “wat zachter” mocht. De wanhoop was op dat soort momenten enorm, maar ja, ik mocht al blij zijn dat ik een dak boven mijn hoofd had. Natuurlijk was het dodelijk vermoeiend om continu Woonclubje De Rots achter de vodden te moeten zitten vanwege nooit uitgevoerde reparatieverzoeken en dat een periode lang chronisch afgaande brandalarm, maar nogmaals: dak boven je hoofd. En verder was het echt wel een prima woning, in een prima buurt, en woonde ik er hele delen van het jaar dan ook nog steeds, eh, prima.
Toen gebeurden er een aantal zaken kort op elkaar: er werd 5 maanden lang, van 07:00 tot 17:00 aan beide kanten van het pand tegelijkertijd geschuurd en gebeiteld. Dit was fysiek te voelen, het hele pand trilde non-stop. Ik deed een poging om een BA Engels te doen, was al volkomen overbelast en sliep uitzonderlijk slecht, maar raakte hiervan dusdanig gestresst, dat ik op een gegeven moment nog maar zo’n 14 uur per week sliep, waarvan het merendeel in het weekend. Ik deed steeds vaker op nul uur slaap tentamens en presentaties. Ik werkte regelmatig 36 uur achter elkaar door, met af en toe een dutje van 20 minuten, meestal omdat ik voorover op mijn toetsenbord in slaap viel. Het waren de dagen van “Get a BA or die trying” en dat “die trying” is me, zoals bekend, bijna gelukt.
In de periode na mijn infarct merkte ik dat mijn gevoeligheid voor geluidsoverlast toegenomen was, en mijn geduld voor die takkeherrie niet meer bestaand was. Toen in de jaren daarna ook nog eens twee keer mijn woonkamer onderliep, en bij een reparatie mijn enige raam kwijtraakte, waardoor ik 9 1/2 week zonder raam in het donker zat, was de rek er bij mij uit.
Gelukkig was er deze keer een oplossing: ik zou gaan trouwen, en we zouden samen in een nieuwe woning gaan wonen. Ik checkte Funda elke dag voor woningen, en vond begin september mijn absolute droomwoning die ik naar mijn aanstaande opstuurde met “Hier gaan we wonen” als titel, heus wel wetende dat dat veel te vroeg was. Deze woning bevond zich in de Watergraafsmeer.
Al sinds ik er in 2005 voor het eerst kwam, droomde ik van wonen in de Watergraafsmeer. In die periode in mijn leven ging mijn leven vrij intens nergens over, en ik voelde me een absolute loser. Ik herinner me nog dat ik het Voltaplein op fietste en dacht: “Als ik hier zou kunnen wonen, dan is mijn leven geslaagd. Dan ben ik geen loser meer”. Ik ben die dag huilend naar huis gefietst, wetend dat dit nooit voor mij weggelegd zou zijn. Ik mocht al blij zijn dat ik een dak boven mijn hoofd had. U kunt zich dan ook voorstellen hoe EXTATISCH ik was toen ik 14 jaar later te horen kreeg dat ik in de Watergraafsmeer zou gaan wonen. In de woning van die veel te vroege advertentie. Letterlijk om de hoek van het Voltaplein.
Het begon goed: de directe buren bleken vriendelijk, de buren naast ons bleken studenten die klassieke muziek maakten. Mijn BA Engels was af, mijn oude studieschuld was eindelijk afbetaald, ik was getrouwd, ik woonde in de Watergraafsmeer in mijn droomhuis: niets stond een beter leven nog in de weg. Uiteraard werd er aan de overkant van de straat wel verbouwd, maar ach, dat heb je soms wel eens. Ik woonde ruimer, en had een kantoor met openslaande deuren, uitkijkend op een binnentuin. We hadden zelfs duiven!
Toen kwam de pandemie. Die zou twee weken duren.
***
Deel twee volgt morgen, 10 februari 2023.
5