Tag Archives Persoonlijk

Verhuizen, deel 2 (tevens slot)

by

De klassieke musici verhuisden, en in april 2020 kregen we nieuwe buren. Dat merkte ik door luid, studentikoos gekrijs van de “housewarmingparty” die op zondagochtend tot half 3 doorging, met open ramen. Midden in diezelfde pandemie, die blijkbaar toch iets langer dan twee weken ging duren. Iedereen in de straat hoorde het, niemand zei er iets van. En zo leerde ik mijn nieuwe buren om half 3, terwijl ze dronken waren, kennen, omdat ik ze – nu in mijn nieuwe blauwgroene volwassenmensenbadjas met capuchon – moest gaan vragen of het, jawel, wat zachter mocht.

Ik was er erg door van streek, want ik zag de bui al hangen. Ik hoopte vurig dat dit gewoon een slechte start was, maar helaas. Wat volgde, was twee jaar af en aan herrie, ook ‘s nachts. Deze huizen zijn sowieso gehorig, maar als je er dan alle ingebouwde kasten uitramt en op de ondervloer blijft wonen zonder gordijnen en met nauwelijks meubels, dan is het niet te doen. Ik begrijp prima dat twee jonge vrouwen van studentenleeftijd geen duizenden euro’s gaan besteden aan vloerbedekking. Ik begrijp niet dat een verhuurder deze woning in deze staat aan mensen in de studentenleeftijd verhuurt. Het letterlijk alles kunnen verstaan wat de buren zeiden, laat staan alle andere geluiden: T.M.I. en vervelend. Het gegil om 3 uur ’s nachts alsof er iemand geslacht werd echter (bleek enthousiasme tijdens een spelletje), zorgde ervoor dat ik met hartkloppingen rechtop in bed zat, en niet meer kon slapen. De herrie ging dwars door 27dB blokkerende oordopjes heen. De buren waren echter niet ontvankelijk voor wat dan ook, dus ik schreef maar weer twee brieven naar de verhuurder, die er weinig op uit deed. Ik leefde in constante stress, zelfs als het stil was, omdat ik nooit wist wanneer de herrie weer ging beginnen. En dit alles terwijl ik midden in een pandemie, lamgeslagen door doodsangst, binnen opgesloten zat en geen kant op kon. Natuurlijk, ik ben overgevoelig, en heb niet-aangeboren hersenletsel door mijn infarct. Ze zijn jong. Het is volkomen normaal om een varken dat geslacht wordt na te doen om 3 uur ’s nachts. Ik ben gewoon een bejaarde loser en ik moet gewoon in een normale wijk gaan wonen en… Oh, wacht.

Na brief nummer twee nam de herrie ’s nachts in ieder geval af, en in de pandemieluwe momenten begon ik het leven langzaam maar zeker wat zonniger in te zien. Straks was de pandemie voorbij, en zou ik eindelijk alle buren die ik nu kort ontmoet had, vaker tegenkomen. Ik zou eindelijk in een Echte Buurt wonen, waar je weet wie je buren zijn en pakketjes voor elkaar aanneemt. Ook zouden de studentenburen vast gaan verhuizen, over een paar jaar woonde ik hier fijn, en zou ik deze episode vergeten zijn.

Het mocht niet zo zijn. Er ontstond een situatie waarin de andere partij ernstig fout zat, maar ik om de lieve vrede inbond, omdat ik merkte dat ik het niet kon “winnen”. Als hurende, op dat moment (door naar wat later een accommodatiespasme bleek) letterlijk halfblinde vrouw van allochtone afkomst delf je altijd het onderspit tegen de Nederlandse cishet post-Boomerman. Achteraf markeerde deze situatie, en dan met name de nasleep waarin er wel gezellig gedaan werd tegen mijn moeder, maar ik moest vrezen voor het kwijtraken van mijn pakketjes, voor mij het begin van het einde. Hoewel er op een gegeven moment een soort gewapende vrede ontstond, realiseerde ik me dat de kans heel groot was, dat ik hier niet zou blijven wonen tot ik de trap niet meer opkwam.

Wat daarnaast niet hielp, waren de chronische verbouwingen hier in de buurt. Het feit dat de woning in de winter moeilijk warm te krijgen was, en in de zomer niet koud, hielp ook niet. De constante BBQ/vuurkorflucht op zonnige avonden, waardoor ik ’s avonds niet door de buurt kon wandelen zonder naar verkoold gemarteld dier te ruiken, en op hete avonden mijn huis nooit kon doorluchten om het te laten afkoelen, maakten me steeds gefrustreerder. Hoe moeilijk is het om een beetje rekening met anderen te houden? Waarom werd ik weer gedwongen om volwassenen op te voeden? Waarom zaten er zoveel K*tmensen in deze buurt? De natte houtkachelrook in de winter benam me de adem, en dwong me mijn huis hermetisch af te sluiten. Het feit dat ze letterlijk alles in de allesbrander mikten, zorgde voor een luchtkwaliteit waar een gemiddeld industriegebied voor beboet zou worden. Soms werd er gegild en gekrijst in de binnentuin, blijkbaar de enige manier waarop mensen nog een feestje weten te vieren tegenwoordig. Behalve ik (“Het is half 2, ik wil graag slapen, kan het iets zachter?”) was er nooit iemand die er iets van gezegd heeft. Niemand ervaart ooit ergens overlast van, blijkbaar. Of durft zijn bek niet open te trekken.

De aansluiting bij de buurt liet ook te wensen over, maar dat was echt het gevolg van de pandemie. Ik heb al mijn buren kort gesproken op 1 ½ meter, sommige meerdere keren, maar tot een uitgebreider contact kwam het gewoon niet, omdat we allemaal binnen zaten. Ook het jaarlijkse buurtfeest werd twee jaar achter elkaar niet georganiseerd, en er waren ook geen andere buurtactiviteiten.

Ik ging studeren en dat leidde wat af. De oorlog in Oekraïne begon. Niemand in deze buurt ervaart ooit ergens overlast van, behalve van duiven: er was wat geklaag over de vogels die op mijn balkon wonen. Hoewel ik zelf geen enkele overlast ervaarde (love duiven!), besloot ik – weer voor die lieve vrede, weer om niet lastig te zijn, weer om mezelf niet buiten de groep te plaatsen voordat ik er goed en wel inzat – te proberen het duivenprobleem te managen. De buurvrouw achter echter, hing haar hele balkon vol met glitterende streamers om de duiven weg te jagen (spoiler: dat werkt niet), waardoor ik in de zomer om half 5 al alle gordijnen dicht moest doen om nog iets op mijn beeldscherm te kunnen zien. Ik durfde hier niet over te klagen, want… het had toch geen zin.

Aan het einde van mijn studiejaar kreeg ik het heuglijke nieuws dat de studentenburen gingen verhuizen. Toen ze weg waren, realiseerde ik me pas hoe erg ik had geleden onder de stress. Een paar weken later werd ik volledig uitgedroogd opgenomen in het ziekenhuis, en werden mijn medicaties aangepast. Ik startte met het nieuwe studiejaar, dat liep niet lekker. Ik ging ook niet lekker, zowel fysiek als mentaal. Toen ontstond er een discussie in de directe buren groepsapp over de duiven. Vier(!) leutige beesten die gewoon hun leven proberen te leiden, en die door een groep mensen die blijkbaar niets beters te doen heeft, geterroriseerd worden omdat, quote, “ze fladderen”. Sommige mensen hebben oorlog in hun thuisland, en andere mensen vallen mij lastig over vier hele duiven die niemand kwaad doen. Ik schreef over deze volslagen absurde situatie een klapper van een brief, en stapte daarna uit de directe buren groepsapp. Even goede (of slechte) buren, maar zo’n groepje is voor mij om berichten als “Je pakket ligt hier” of “We gaan een weekend weg, er komt een katzitter” uit te wisselen, en niet om discussies te hebben. Sowieso niet, maar al helemaal niet over 4 duiven.

Er knapte iets bij me. Waar ik eerder al had rondgekeken naar nieuwe woningen met het idee “Misschien blijven we hier toch niet”, ging ik nu, jankend, op zoek naar een nieuwe huurwoning. Gelukkig ben ik zeer geprivilegieerd want getrouwd met iemand die dusdanig veel geld verdient dat we zelfs in Amsterdam zeer vlot een nieuwe huurwoning vonden. Splinternieuw, driedubbel glas, geluidsisolatie volgens de regels van 2012, vloerverwarming en -koeling. En ik ben dankbaar, heel dankbaar.

En kwaad, heel kwaad. Dat dit soort aan de moderne tijd aangepaste woningen niet standaard zijn, voor iedereen. Dat geld alles bepaalt. Maar ook dat ik een oude loser ben, die niet tegen de herrie, de kou, de warmte, de rook, de studentenflauwekul en de “Rijdende Rechter”-stijl discussies over vier sneue duiven kan. Dat ik die duiven moet achterlaten, omdat er geen opvang voor ze is. Dat ik dit huis in de steek moet laten, terwijl het mijn absolute droomhuis is, ook qua inrichting, waar het absoluut perfect is als het stil is, en iedereen opgerot is, en er even niet verbouwd wordt, en ik de duiven hoor scharrelen op het balkon. Dat dit huis dat door dat stelletje huisjesmelkers van een eigenaren liefdeloos aan haar lot overgelaten is, dat nauwelijks onderhouden is, zodra ik vertrokken ben verkocht gaat worden en dan verbouwd gaat worden tot zo’n fucking woning met visgraatparket en zwart stalen deuren.

Ik ben kwaad dat ik deze buurt ga achterlaten, met de buurvrouw aan de overkant waar ik leuke gesprekken mee heb en die altijd zo enthousiast zwaait als ze me ziet, met de buurvrouw die met haar Maine Coon wandelt en altijd een gezellig praatje maakt, met de vriendelijke buurman die mijn taal spreekt, met de kapsalon om de hoek waar ik het wel en wee van ken, met de hilarische oudere bewoners die ik ontmoette op het buurtfeest, met de leuke vrouw waarmee ik naar de marathon gekeken heb, die niemand kende, maar wel “mijn” lopers enthousiast aangemoedigd heeft alsof ze haar beste vrienden waren. Met de dierenarts die ervoor gezorgd heeft dat Willa nog leeft. Met de catsitter die dol is op Willa, en omgekeerd.

Terwijl ik dit schrijf, moet ik huilen, zoals ik al maandenlang elke dag huil. Ik heb het omschreven als “Na jaren eindelijk de partner van je dromen ontmoeten, en er dan langzaam achter komen dat ze 13 bier per dag drinken, en dat dat, hoeveel je ook van ze houdt, en hoe je dat ook recht probeert te praten, toch een onoverkomelijke hindernis voor het hebben van een gezonde relatie blijkt”. Het voelt als liefdesverdriet. Het voelt als falen.

Het had godverdomme zo leuk kunnen zijn. Ik wilde echt niet zoveel: gewoon een beetje normale buren waar je een praatje mee kunt maken, geen geluidsoverlast, geen studentengezeik type “stronken buren opvoeden”, geen brieven hoeven schrijven, niet continu dat ge-verbouw, geen duivenhaters, geen godganse tijd rookoverlast, een fatsoenlijke verhuurder die de keet netjes onderhoudt. En als we dan toch bezig zijn: geen cokedealers en geen K*tmensen. Maar goed, je woont in Amsterdam, en je mag al blij zijn dat je een woning hebt. En als je al die dingen niet wilt, dan moet je maar geen bejaarde loser zijn, en gewoon in een normale wijk gaan wonen. Dus met pijn in mijn hart verhuis ik over anderhalve week naar Buitenveldert.

8

Verhuizen

by

Ik ga verhuizen. Nu hoor ik u denken: “Maar je bent toch 3 jaar geleden al verhuisd?” Dat klopt, en het was de bedoeling dat ik hier zou blijven wonen totdat ik de trap niet meer op zou kunnen, want dit was mijn absolute droomhuis in mijn absolute droombuurt. Dat die droom een nachtmerrie zou worden, had ik niet kunnen verwachten.

Maar laten we bij het begin beginnen. Ik woonde vanaf 1998 in mijn eigen huis op Het Eiland. 43m2 helemaal van mezelf. Ik was dolgelukkig. Natuurlijk was het wat gehorig, en natuurlijk hadden wij die in de 10 appartementen die vastzaten aan het grotere studentenhuis wel eens last van dat studentenhuis, maar het is Amsterdam: je mag al blij zijn dat je een dak boven je hoofd hebt.

Langzaam echter, kwam er een kentering. Ook onze appartementen werden studentenwoningen. Het verloop werd enorm. Dit was ook de tijd dat nieuwe bewoners grotendeels stopten met zich voor te stellen bij het inverhuizen. Dat zal deels te maken hebben gehad met de campuscontracten: ze wisten dat ze er nooit heel lang zouden wonen, omdat het minstens 2 jaar duurde voordat je überhaupt in aanmerking kwam voor een van de appartementen, en je er na het einde van je studie weer uit moest. Ook veranderde het publiek: het was duidelijk te merken dat studeren iets geworden was voor een ander slag mensen (K*tmensen – red.), dat zich niet zo bezig hield met wat kort daarvoor nog “normaal sociaal gedrag” gevonden werd. Natuurlijk waren er ook vriendelijke mensen die zich wel voorstelden, maar er zijn meer mensen geweest waar ik jaren onder gewoond heb, die ik nog nooit ontmoet heb. Uiteraard heb ik me een aantal jaar lang zelf dan maar aan elke nieuwe bewoner voorgesteld, maar op een gegeven moment was ook ik het zat om 4 trappen op te lopen om uiterst lauw, of eigenlijk gewoon compleet ongeïnteresseerd, ontvangen te worden.

Met het steeds groter wordende aandeel studenten, hadden we ook vaker, én heftiger, last van geluidsoverlast. Ik hoor jullie allemaal al roepen: “Jonge mensen! Moet je accepteren! Verhuis dan naar een normale wijk, bejaarde loser!” Hoewel ik het daar deels mee eens ben, is er natuurlijk een groot verschil tussen een paar keer per jaar in het weekend een feestje tot half 2, met van tevoren een briefje in de bus, en op de meest random momenten midden in de week gekrijs, gegil en gezang tot half 7 ’s ochtends. Over die fucking ontgroening op een donderdagavond ga ik het niet eens hebben.

Over mijn bejaarde loserschap dan weer wel: ik sta vanaf dat ik ingeschreven kan staan, ingeschreven bij Woningnet. Woningen, zelfs sociale huurwoningen, zijn er in de jaren echter niet goedkoper op geworden: met het salaris dat ik verdiende, waren mijn mogelijkheden dan ook zeer, zeer beperkt. En zelfs als ik het kon betalen: ik ga natuurlijk niet voor 2 keer zoveel geld in een kwalitatief slechtere woning in een matigere buurt wonen. Bovendien was mijn appartement toen ik er introk, een “normale woning” en had ik een “normaal huurcontract”; het was niet alsof ik een studentenkamer bezet hield. Achteraf gezien had ik, en met mij de andere “oudjes” met een vast contract, een andere woning aangeboden moeten krijgen toen het hele pand studentenhuisvesting werd, maar ja: Woonclubje De Rots.

Ik moest er dan maar het beste van maken, maar ik moet eerlijk toegeven dat me dat steeds slechter lukte. Ik kreeg er hoe langer hoe meer de pest in om mijn buren voor het eerst in al dan niet stronken staat te ontmoeten als ik om half 3 ’s nachts in mijn tijgerbadjas met capuchon voor de deur stond om ze te vragen of het “wat zachter” mocht. De wanhoop was op dat soort momenten enorm, maar ja, ik mocht al blij zijn dat ik een dak boven mijn hoofd had. Natuurlijk was het dodelijk vermoeiend om continu Woonclubje De Rots achter de vodden te moeten zitten vanwege nooit uitgevoerde reparatieverzoeken en dat een periode lang chronisch afgaande brandalarm, maar nogmaals: dak boven je hoofd. En verder was het echt wel een prima woning, in een prima buurt, en woonde ik er hele delen van het jaar dan ook nog steeds, eh, prima.

Toen gebeurden er een aantal zaken kort op elkaar: er werd 5 maanden lang, van 07:00 tot 17:00 aan beide kanten van het pand tegelijkertijd geschuurd en gebeiteld. Dit was fysiek te voelen, het hele pand trilde non-stop. Ik deed een poging om een BA Engels te doen, was al volkomen overbelast en sliep uitzonderlijk slecht, maar raakte hiervan dusdanig gestresst, dat ik op een gegeven moment nog maar zo’n 14 uur per week sliep, waarvan het merendeel in het weekend. Ik deed steeds vaker op nul uur slaap tentamens en presentaties. Ik werkte regelmatig 36 uur achter elkaar door, met af en toe een dutje van 20 minuten, meestal omdat ik voorover op mijn toetsenbord in slaap viel. Het waren de dagen van “Get a BA or die trying” en dat “die trying” is me, zoals bekend, bijna gelukt.

In de periode na mijn infarct merkte ik dat mijn gevoeligheid voor geluidsoverlast toegenomen was, en mijn geduld voor die takkeherrie niet meer bestaand was. Toen in de jaren daarna ook nog eens twee keer mijn woonkamer onderliep, en bij een reparatie mijn enige raam kwijtraakte, waardoor ik 9 1/2 week zonder raam in het donker zat, was de rek er bij mij uit.

Gelukkig was er deze keer een oplossing: ik zou gaan trouwen, en we zouden samen in een nieuwe woning gaan wonen. Ik checkte Funda elke dag voor woningen, en vond begin september mijn absolute droomwoning die ik naar mijn aanstaande opstuurde met “Hier gaan we wonen” als titel, heus wel wetende dat dat veel te vroeg was. Deze woning bevond zich in de Watergraafsmeer.

Al sinds ik er in 2005 voor het eerst kwam, droomde ik van wonen in de Watergraafsmeer. In die periode in mijn leven ging mijn leven vrij intens nergens over, en ik voelde me een absolute loser. Ik herinner me nog dat ik het Voltaplein op fietste en dacht: “Als ik hier zou kunnen wonen, dan is mijn leven geslaagd. Dan ben ik geen loser meer”. Ik ben die dag huilend naar huis gefietst, wetend dat dit nooit voor mij weggelegd zou zijn. Ik mocht al blij zijn dat ik een dak boven mijn hoofd had. U kunt zich dan ook voorstellen hoe EXTATISCH ik was toen ik 14 jaar later te horen kreeg dat ik in de Watergraafsmeer zou gaan wonen. In de woning van die veel te vroege advertentie. Letterlijk om de hoek van het Voltaplein.

Het begon goed: de directe buren bleken vriendelijk, de buren naast ons bleken studenten die klassieke muziek maakten. Mijn BA Engels was af, mijn oude studieschuld was eindelijk afbetaald, ik was getrouwd, ik woonde in de Watergraafsmeer in mijn droomhuis: niets stond een beter leven nog in de weg. Uiteraard werd er aan de overkant van de straat wel verbouwd, maar ach, dat heb je soms wel eens. Ik woonde ruimer, en had een kantoor met openslaande deuren, uitkijkend op een binnentuin. We hadden zelfs duiven!

Toen kwam de pandemie. Die zou twee weken duren.

***

Deel twee volgt morgen, 10 februari 2023.

5

De Studie (deel 2)

by

Deel 1 staat hier

Al snel bleek dat “Nooit Meer Een Fuck Doen” nogal tegenviel. Zeker op het moment dat duidelijk werd dat die pandemie wat langer zou duren dan de voorspelde twee weken, realiseerde ik me dat “Nooit Meer Iets Doen” op de lange termijn gewoon niet houdbaar is.

Misschien was het anders geweest als ik een groot gezin had, een gigantische familie en hordes vrienden, maar die heb ik nu eenmaal niet. En zelfs als ik die wel gehad had, de meeste mensen hebben echt wel iets beters te doen met hun leven dan de hele dag iemand vermaken die geen barst uitvoert. Of ik het wilde of niet, ik moest iets nieuws verzinnen.

Iets nieuws verzinnen was niet makkelijk, omdat mijn interesses nogal beperkt zijn: katten, klassiek ballet, zines en andere tijdschriften, tentoonstellingen, concerten, keramiek, en Funda, dan heb je het wel gehad. Bovendien verkeerde ik in haast catatonische staat door de doodsangst dat ik met Corona besmet zou worden en daar niet fris uit zou komen. Desondanks maakte ik een middelgroot werkproject af, deed in een vlaag van verstandsverbijstering zowaar twee keer mee aan een schrijfgroep (laten we het een terugval noemen) en volgde een aantal online cursussen om niet compleet door te draaien.

Dertien maanden na het begin van deze ellendige pandemie kreeg ik eindelijk mijn eerste vaccin. Nadenken over mijn toekomst bleek een heel stuk makkelijker toen ik niet continu in letterlijke doodsangst verkeerde.

Tijdens het lezen van de wekelijkse ARCAM nieuwsbrief schoot de gedachte “Als ik mijn leven over mocht doen, dan werd ik architectuurhistoricus” door mijn hoofd. Hoewel ik ervan overtuigd was dat je daarvoor minstens een architectuuropleiding gevolgd moest hebben, sloeg ik aan het googelen. Ik ontdekte dat ik met mijn BA Engels en een minor Architectuur en Stedenbouw toelaatbaar was tot de MA Stadsgeschiedenis. Ik kon ook een pre-master Geschiedenis doen, maar ik vreesde dat ik daarmee niet voldoende vakspecifieke kennis zou opdoen om door de master heen te komen.

De beslissing om de minor Architectuur en Stedenbouw te doen blijkt tot nu toe een goede te zijn geweest, want ik ben al over de helft. De drie vakken van het eerste semester zijn binnen, ik sluit deze week hopelijk vak nummer vier af, en dan is er nog een vak te gaan. Het gaat echt in een razende vaart, deels omdat 8-8-4 zelfs in deeltijd een bizar tempo is, maar ook omdat dingen gewoon… geregeld zijn? Ik ben niet langer 40 – 60 procent van mijn tijd bezig met het managen van mijn studieprogramma, ik kan me beperken tot de inhoud. Wat ook anders is, is dat ik na een lang leven van onsuccesvol overachieven, ik tegenwoordig het minimale doe. Al is dat best even wennen.

7